Quantcast
Channel: StoriesGuy
Viewing all articles
Browse latest Browse all 53

Canons, biebs en Leo Blokhuis

$
0
0

Hoe ziet de bibliotheek eruit in 2015? Over die vraag heb ik mij gebogen in het kader van de cursus 'De literaire canon' (LibrarySchool / Open Universiteit). Onderstaand essay biedt een korte samenvatting van het cursusmateriaal en tot slot geef ik een aantal tips voor bibliotheekinnovatie. Veel leesplezier!

Waar moet het heen met de openbare bibliotheek? Stel die vraag aan honderd mensen in de branche en je krijgt honderd verschillende antwoorden. Een Vlaamse collega bekeek de Nederlandse situatie en vroeg zich af of hier een 'war of the concepts' gaande is. Dat is misschien wat zwaar aangezet, maar dat de meningen zijn verdeeld is zonneklaar.

Over de weg ernaartoe is men het vaak oneens, maar over het doel van de bieb bestaat opvallend veel consensus. In 2011 nodigde het weblog Bibliofuture zijn bezoekers uit om hun visie op de bibliotheek van de toekomst te geven. Uit de reacties verrees een beeld van de bibliotheek als centrum voor kennis en cultuur. Frasen als 'educatieve functie', 'groei- en kennisomgeving' en 'het stimuleren van het vormen van een onafhankelijke mening en het participeren in de samenleving' passeerden veelvuldig de revue. Die educatieve signatuur zit de bibliotheek in haar DNA. Hoogleraar Frank Huysmans beschrijft hoe de openbare leeszalen aan het begin van de twintigste eeuw zijn ontstaan: 'Doel was het verheffen van het volk, met name de arbeidersklasse. Preciezer: niet trachten het volk te verheffen, maar het in staat te stellen zichzelf te verheffen. Vanuit de liberale gedachte dat elk individu in staat moet worden gesteld zijn kansen op welvaart en geluk te vergroten.' Al doen de middelen van toen nu 'krakkemikkig en sleets' aan, zegt Huysmans, de missie van de bibliotheek is sindsdien onveranderd gebleven.
Als educatie en ontplooiing belangrijke pijlers van het bibliotheekwerk vormen, dan kunnen thema's uit het onderwijsdebat wellicht meer inzicht bieden in de (toekomstige) rol van de bibliothecaris. Eén van de meest controversiële onderwijsthema's van de afgelopen jaren is de Canon van Nederland. Zowel voor als na zijn introductie in 2006 raakten onderwijskundigen, leraren, journalisten en historici er maar niet over uitgepraat. De bibliotheekbranche heeft zich al die tijd opvallend stil gehouden. Dit essay hoopt een bescheiden herkansing te bieden. Welnu, wat kan de bibliothecaris leren van de Canon van Nederland?

Kennis van het vaderlands verleden
Rond de millenniumwisseling verkeerde Nederland in rep en roer. Een groeiende groep politici, journalisten en burgers uitte steeds luider haar zorgen over de koers van het land. De multiculturele samenleving was mislukt, heette het. En wat was er eigenlijk over van 'onze' nationale identiteit? Bar weinig, vond men. Van het onderwijs viel geen oplossing voor dit probleem te verwachten. Een reeks onderwijsrapporten had namelijk het vermoeden doen ontstaan dat de feitenkennis van de Nederlandse geschiedenis en cultuur beneden peil was. Zo had de Onderwijsraad in haar advies De stand van educatief Nederland (2005) gewezen op het tekort aan 'aandacht voor de "canon" als uiting van onze culturele identiteit'. Voor toenmalig onderwijsminister Maria van der Hoeven reden om een commissie in te stellen die de opdracht had 'met een concreet ontwerp te komen voor de inhoud van de Nederlandse canon, plus een visie hoe deze in het onderwijs zou kunnen worden geïmplementeerd'. De commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon - ook wel de commissie-Van Oostrom genoemd, naar voorzitter Frits van Oostrom - nam deze taak op zich.
Het standpunt dat feitenkennis over het nationale verleden noodzakelijk is, vindt zijn wortels in de negentiende eeuw. In deze periode bloeide de aandacht voor het verleden; een belangstelling die nauw samenhing met het ontstaan van de Europese natiestaten. Het verleden - en dus ook de literatuur uit en over het verleden - fungeerden als een spiegel, waarin de natie zich kon herkennen. Wie het verleden (en de daarbij behorende teksten) kent, kent de groep waarmee hij onlosmakelijk mee verbonden is. Zo ontwikkelt hij zich tot goed staatsburger. In 1857 kreeg het verleden een prominente plek in het onderwijs. Een overzicht van de 'gehele' geschiedenis diende geieerd te worden waarbij de leerling zoveel mogelijk feiten moest memoriseren. In feite vormde zo'n overzicht al impliciet een canon, al droeg het niet die naam.
Maar in de jaren zestig van de twintigste eeuw raakte deze 'normatieve' focus op natie en feitenkennis in onmin. Auschwitz had aangetoond waartoe ongebreideld nationalisme in staat was. En waarom zou een leraar zijn leerlingen nog feiten laten 'stampen'? Leerlingen dienden niet langer te worden opgevoed tot brave en vaderlandslievende staatsburgers, maar tot kritisch denkende en creatieve mensen. Kortom, het moest anders, opener en minder stringent. Zo kwam het zwaartepunt meer te liggen op cognitieve kennis. Bovendien toonden postmodernistische literatuurcritici als Edward Said dat de geschiedschrijving - en dus ook het geschiedenisonderwijs - tot dan toe altijd werd bekeken vanuit het oogpunt van het Westen, en dan de blanke, volwassen man in het bijzonder. Ook dat moest nu veranderen.
Zoals de naam al doet vermoeden was het postmodernisme, dat tussen 1960 en 2000 zijn hoogtijdagen beleefde, een reactie op het modernisme (1920-1940). Net als de normatieven hanteerden de modernistische letterkundigen het begrip van een canon, een (impliciete) lijst van 'meesterwerken'. Alleen was het criterium voor de modernisten niet 'de natie', maar 'kwaliteit'. Zij meenden een duidelijk onderscheid te kunnen maken tussen goed en slecht en waren van mening dat alleen een kleine elite van intellectuelen kon bepalen wat 'echte' literatuur was en wat niet. Zo'n autoritaire canon was de vrijdenkende postmodernisten natuurlijk een doorn in het oog.
Aan het begin van de 21e eeuw keerden deze verschillende visies op de rol van geschiedenis en cultuur telkens in de media terug. Te midden van ruziënde normatieven en postmodernisten ontwikkelde de commissie-Van Oostrom haar canon. Het resultaat, dat in oktober 2006 werd gepresenteerd, werd dan ook een typisch poldermodel. Enerzijds wilde de commissie tegemoet komen aan de roep om meer feitenkennis over het vaderlands verleden; anderzijds had zij oog voor de postmodernistische kritiek op zulk denken. Dus kwam er wel een canon, maar géén stenen tafels met feiten en werken die boven alle discussie verheven zijn. Wel een nieuw verhaal, maar geen afgesloten geschiedenis. De vijftig thema's dienen als 'vensters' die uitzicht bieden op vergelijkbare onderwerpen, relevante contexten en verhalen.

Kritiekloze bibliotheek
Na het verschijnen van de Canon van Nederland ontwikkelden Stichting Lezen en het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken het leesbevorderingsprogramma Kunst van Lezen. Het project heeft de vijftig canonvensters 'vanuit een literair perspectief toegankelijk gemaakt voor het onderwijs'. Een lijst met ruim driehonderd titels die aansluiten bij de vensters, is aangelegd door de openbare bibliotheek. De bibliotheek heeft eveneens genoeg exemplaren ingekocht, zodat scholen deze geselecteerde werken makkelijk kunnen lenen. 'Kunst van Lezen' is een prachtig initiatief dat laat zien dat bibliotheken direct aansluiten bij de noden van het onderwijs. Terecht stelt de folder dat de geschiedenis meer gaat leven voor de leerlingen, 'omdat ze zich door het (voor)lezen van verhalende boeken meer kunnen identificeren met de hoofdpersonen en de gebeurtenissen'.
Bibliotheken ontwikkelen duizend-en-één producten bij de canon en moeten dat ook zeker doen. Maar zulke projecten tonen mijns inziens ook dat de bibliothecaris weinig betrokken is bij het (toch hevig gevoerde) maatschappelijke debat. De branche ontwikkelt producten bij de Canon van Nederland, maar doet dat kritiekloos, zonder eigen visie of agenda. Willen wij, zoals de normatieven, de kinderhoofden vullen met feitenkennis over 'onze' Nederlandse cultuur? Scharen wij ons achter de 'normatieve' Maarten Asscher als hij zegt dat niet alle culturele gezag kan worden gerelativeerd? Of treden wij in de voetsporen van de postmodernisten, die stellen dat elke vorm van een canon verwerpelijk is? Wellicht formuleert de bibliotheek, net als de commissie-Van Oostrom, een middenweg. Maar welke is dat dan? Die vragen hebben wij bibliothecarissen onszelf niet (genoeg) gesteld.
Dat de bibliotheek weinig nadenkt over haar koers, ontdekte ook schrijver Marcel Möring. in het najaar van 2011 hekelde hij in zijn artikel 'Gamen doe je maar thuis' de postmoderne chaos waarin de bieb volgens hem vervallen is. 'Met merkbare wanhoop verzinnen bibliotheken de ene gekkigheid na de andere om jongeren en allochtonen naar binnen te krijgen.' Voorbeelden daarvan zijn volgens hem het uitlenen van dvd's en games en het delen van low brow literatuurtips. 'Het is een uitdrukking van een grotere culturele verwarring, een pseudo-democratisch relativisme dat uit lafheid weigert onderscheid te maken, dat onder druk van de grootste gemene deler en de publieksgeilheid van doelgroepenpolitiek alles van evenveel belang vindt. Zo is er geen verschil meer tussen De driekusman en de Sacre du printemps. Zo is het laatste hitje van Gordon meer waard dan het nieuwe boek van Dautzenberg.'
Möring stelt daar een onmiskenbare modernistische oplossing tegenover. De bibliotheek zou een stille plek voor studie moeten zijn. Bovendien mag zij alleen nog high brow literatuur uitlenen: 'Er is niets op tegen om cultuurdragers op intrinsieke waarde te selecteren. Als je dat doet word je niet onmiddellijk een cultuurtempel voor D66-stemmers en NRC-lezers. Richt je verder op jongeren uit gezinnen waar nauwelijks cultuurdragers thuis zijn. Games en muziek kopen ze zelf wel, maar boeken en kwaliteitsfilms en andere muzieksoorten dan uit de hitlijsten kennen ze nauwelijks.'

De bibliothecaris als Leo Blokhuis
De bibliothecaris die bepaalt wat 'kwaliteit' is en weet wat een ieder zou moeten lezen om een volwaardig burger te worden. Is dat de oplossing? Niet helemaal. Dat de bibliotheek geen bewuste keuzes maakt, ben ik met Möring eens. Dat zagen we al met het ontwikkelen van producten rond de canon. Maar zo'n modernistische oplossing als Möring voorstaat, draagt niet effectief bij aan de missie van de bibliotheek. 'Als je een 10-jarige iets wilt leren over de werking van tornado's, dan kun je natuurlijk een natuurkundeboek in een kast zetten en vervolgens hopen dat een kind 'm eruit haalt', stelde ik eerder in een reactie op Möring. 'Dat is evenwel onwaarschijnlijk en weinig effectief, vond ook de bibliotheek van Hoorn. Dus plaatste de jeugdbibliothecaris daar een tornadomaker in de bibliotheek waarmee kinderen hands on een tornado kunnen maken. Op die manier prikkelt de bibliotheek de verwondering van de bezoekers om meer te weten te komen over een specifiek onderwerp. Dat lijkt mij geen gekkigheid of kinderspel, maar een doeltreffend middel dat het doel van de bibliotheek dient.'
Boeken, films, games, strips en muziek die bekend staan als low brow dragen evengoed bij aan je ontwikkeling als mens. Kunstcriticus Ron Rijghard toont aan hoe belangrijk de populaire cultuur is in ons leerproces. 'Wie erover nadenkt, beseft dat kinderen een diepe onderstroom aan kennis en cultuur indirect, buiten school om, verwerven.' Dankzij Asterix kende Rijghard Cleopatra lang voor zijn geschiedenisdocent over de Egyptische koningin had gerept. Het schilderij Boerenbruiloft van Pieter Breughel de Oude kende hij uit Suske en Wiske. Een aparte Canon van Nederland is volgens Rijghard eigenlijk overbodig. De 'volkscanon' van de populaire cultuur wijst eveneens de weg naar de grote kunst en de grote verhalen.
Rijghard stelt dat mensen wel duiding nodig hebben bij die volkscanon. 'Want hoeveel studentes weten dat die engeltjesposter boven hun Ikea-bedbank een detail is uit Rafaëls Sixtijnse Madonna? Wie Life of Brian voor de Bijbel houdt, Troy voor de Ilias, of de beeldengroep op het Rembrandtplein voor De Nachtwacht, die mist wel iets. Die loopt op een dag in het dennenbos en snuift: Hè lekker‚ shampoo!'
Diskjockey Leo Blokhuis is iemand die duiding biedt. Blokhuis laat in het tv-programma De Wereld Draait Door populaire platen horen, die teruggrijpen op muziek uit de hoge cultuur. Zo herleidt hij Enjoy Yourselfvan rapper A+ en de soundtrack van de film Saturday Night Fever tot het origineel, de vijfde symfonie van Beethoven. Dat is precies de rol die ook de bibliothecaris kan oppakken: het maken van een mix van lage en hoge cultuur en daarin duiding bieden. Sluit aan bij wat mensen al kennen en verras ze vervolgens met iets nieuws. Laat verbanden zien en wek verwondering. Schrijf geen lijsten van 'meesterwerken' voor, maar wees ook niet bang om uit te leggen waarom je een boek of lied belangrijk vindt en aan de kaak wilt stellen. Mensen 'een zetje' geven, noemt Rijghard dat.
De Verhalencoach, een dienst die ik voor de bibliotheek heb opgezet, beoogt precies datzelfde. In een persoonlijk consult verkent de klant samen met een bibliothecaris (de verhalencoach) zijn kijk- en leesgewoonten. Na afloop volgt een advies met boeken, films en muziek en soms ook strips, games en tentoonstellingen die passen bij persoonlijkheid, levensfase en interesses van de klant. De verhalencoach maakt geen onderscheid tussen populaire en hoge cultuur. Een klant die gewoonlijk streekromans leest, bevelen wij een passende filmhuisfilm aan. Andersom geldt ook: bij een klant die Harry Mulisch leest, zoeken wij strips, populaire speelfilms of popsongs die aansluiten bij de thematiek van Mulisch. Smaakverbreding en grenzen verleggen, daar draait het om.
Op dezelfde wijze stel ik regelmatig thematische top vijf-lijstjes samen, waarbij ik mijn selectie onderbouw en achtergrondinformatie bied. Vervolgens deel ik de lijstjes via sociale media met het publiek. Inmiddels heb ik een begin gemaakt met het crowdsourcen van lijstjes: ik nodig mensen uit om te zoeken naar boeken, films en muziek rond een bepaald thema. De uiteindelijke selectie van de top vijf ligt evenwel in mijn handen. Als bibliothecaris ben ik degene die het noodzakelijke overzicht houdt en duiding biedt.
De bibliothecaris maakt zo, net als de commissie-Van Oostrom, geen dwingende canon van 'meesterwerken', maar selecties die telkens variëren in wat klanten kennen en nog niet kennen. Saskia Noort, Louis Couperus, Lady Gaga of Johann Sebastian Bach: alles is bruikbaar om mensen wegwijs te maken in de wereld. Dat is wat de bibliothecaris altijd al deed en altijd zal blijven doen. Van belang daarbij is wel dat hij niet alleen media beschikbaar stelt en uitleent, maar ook duiding biedt - als een echte Leo Blokhuis.


Viewing all articles
Browse latest Browse all 53